Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [20]een iegelijk, [21]die heeft, [dien] zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van dengene, [22]die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft. 20. Grieks, allen. 21. Dat is, die zijne gaven, die hij heeft, tewerkstelt en wel besteedt. 22. Dat is, die zijne gaven niet gebruikt of ledig laat liggen, alsof hij ze niet had gehad.